De wedstrijd RC De Bøk Erin – RC Raging Bulls is geëindigd in een eclatante 25-24 overwinning voor de thuisploeg. Tijdens de derde helft wordt de jubelstemming wreed verstoord. Als coach Hendrie Platjes zijn veelbelovende protegé Gijs tot Man of the Match wil kronen, is de jonge prop nergens te bekennen. Te midden van het tumult dat uitbreekt, houdt Kale Nel van de administratie het hoofd koel en belt de politie. Na een kort gesprek brengt ze tussentijds verslag uit: “Ze bellen nú hun beste inspecteur.” Op dat moment klinkt een ringtone…
Het elektronische getringel eindigt abrupt en een monotone stem spreekt gedecideerd: “Ja? Met inspecteur Klabakkendam…” Alle ogen zwiepen in dezelfde richting. Tussen de schaduwen van het bouwval clubhuis staat een donker silhouet. Het smartphone-scherm verlicht de zijkant van zijn gezicht als scheef hangende neonletters aan de pui van een aan lagerwal geraakte sexclub. Bøkers en Bulls luisteren ademloos toe hoe de inspecteur het getetter uit zijn telefoon afgemeten beantwoordt: “Hmm… Juist… Ja, duidelijk… Ik ga aan de slag….” Zodra het licht van zijn smartphone uitsterft, smelt zijn geheimzinnige gestalte weer weg in de schaduwen.

“Wie van u heeft de vermiste persoon voor het laatst gezien, hmm?” Zijn stem ontspringt schijnbaar uit het niets. Men kijkt elkaar vragend aan. Wie heeft Gijs voor het laatst gezien? Koortachtig gefluister. Coach Hendrie Platjes doorbreekt de stilte: “Op het veld na de wedstrijd, denk ik…” “Hmmm…”, hmmm’t de inspecteur. “Nee wacht!”, roept wing ‘Froufrou’ opgewonden; “Gijs was ook in de kleedkamer!” “Hmmm…”, hmmm’t de inspecteur.
“KIP!”, rommelt Rocco bezorgd. Een persoonsvermissing, hoe ernstig ook, mag immers nooit leiden tot nuggetschaarste. “Hmmm…”, hmmm’t de inspecteur.
Het stronteerlijke Twentse accent van eeuwige reserve John de Pineut spuit als een mestsproeier door ruimte. “Wach eev’m… Nou da’k erover nadenk… Die kliene ging na het omkledeed’n niet mee naar hier. ‘Ie liep uut de kleedkamer somaar de andere kant op, naar dat speeltuuntien daar achter…”
Als de zweep van Zorro knalt de stem van de inspecteur: “Wat? Weet je dat zeker, John de Pineut?”
“Eh… Ja”, mompelt de Tukker beduusd; “Dach ‘t wel ja…”
Bedachtzaam, ieder woord boetserend tot een uniek kunstwerk, spreekt de mysterieuze inspecteur: “Dan weet ik genoeg. De zaak is opgelost.” “Zo, effe een lichie aan hoor”, zegt Kale Nel monter en drukt op de lichtknop. Een tel later baadt het bouwval clubhuis in niets verhullend Tl-licht.